Kanttekeningen bij titel nummer 34

MAANDAG, 19 JUNI 2017, 17:51 - Libero
Anderlecht-Online No Image Found

WEBSITE - OPINIES Bloed, zweet en tranen, het is een cliché, maar wie zal ontkennen dat onze 34ste landstitel een hard bevochten succes was?  Pas rond de klok van tienen, die donderdagavond 18 mei, op zo’n honderd minuten voor het einde van het kampioenschap, was de buit binnen.
 

Achteraf bekeken was het overheersende gevoel toch eerder opluchting dan euforie.  Het behalen van de titel (en de bijhorende poen) was belangrijker dan de manier waarop.  Realisme haalde het van romantiek.   
 
Dat “oef-gevoel” mag ons evenwel niet beletten om ook eens met kritische blik achterom te kijken en een paar vaststellingen te doen in de marge van de titel.
 
Een eerste vaststelling is volgens mij dat René Weiler zowat het maximum uit deze groep heeft gehaald. De keuze voor een on-Anderlechts en bijwijlen schaamteloos defensief systeem werd niet door iedereen op applaus onthaald, maar was ergens ook wel een logische keuze. 
 
Voor een aanvallender en dominanter soort voetbal waren er mijns inziens toch iets te veel lacunes in het beschikbaar spelersmateriaal, zoals een echt goeie vleugelaanvaller en een goede supersub, en daarom denk ik dat een dominantere speelstijl ons uiteindelijk zuur was opgebroken, en dat de keuze voor een oerdegelijke organisatie met de klemtoon op verdedigende discipline  zeker te verantwoorden was. 
 
Dat is niet hetzelfde als zeggen dat Weiler een tactisch genie is (dat valt nog te bezien) maar wel dat hij – zo blijkt nu toch? - verdomd goed wist waar hij mee bezig was en dat hij uiteindelijk “zijn gelijk” heeft gehaald.
 
In dat verband wil ik er toch één match uitlichten: de terugmatch in Manchester, en de fel bekritiseerde wissels in de tweede helft.  Vooral in de geschreven pers werd hierover schande gesproken (“Weiler ontzegt Anderlecht historische kwalificatie”, en blablabla verder…).
 
Als er al sprake was van “schande”, dan misschien eerder in de manier waarop ’s anderendaags over die wissels werd geschreven.  Ik ben zelf ook een voetbalromanticus, maar té romantisch is uiteindelijk naïef.  Anderlecht had tegen Man U een statistische kans van ongeveer 1 op 10 om zich te kwalificeren.  Zeggen dat we zonder die wissels op weg waren naar een historische kwalificatie, is in mijn ogen redelijk kort door de bocht. 
 
We hebben een sterke periode gehad in de eerste helft, maar over het geheel van de twee matchen hebben we, grof geschat, ¾ van de tijd het spel moeten ondergaan (wat ook maar logisch is).  De wissels in Manchester waren hoofdzakelijk in functie van de levensbelangrijke thuismatch 3 dagen later tegen Club Brugge, en gaven vooral een indicatie van de spelers waarmee Weiler liever geen risico wou nemen.   (met dien verstande dat er voor het duo Tielemans-Dendoncker sowieso geen vervangers voorhanden waren).
 
Dat Acheampong dan later (na de drie vervangingen) met krampen af te rekenen kreeg, is dan natuurlijk jammer, maar wijst er vooral op dat Weiler liever risico’s nam met hem dan met Hanni, Teo of Chipciu.  (terecht of niet, dat laat ik in het midden). 
 
Ergens kan je stellen dat Weiler op het extreme af een rekenaar is die meticuleus kansen afweegt en hierop zijn strategie baseert. 
 
Dat we hiermee geen schoonheidsprijs verdienden, staat vast.  Maar dat het ons de titel heeft opgeleverd, staat volgens mij ook vast.  En verder veronderstel ik dat het voor het resultaat in Manchester weinig had uitgemaakt, op een bepaald moment onderga je de wet van de sterkste en dat was wellicht zonder die wissels ook gebeurd.
 
Dat belet natuurlijk niet dat veel supporters ons doodgraag nog eens in een Europese finale hadden gezien (na al die jaren…).  Maar, nogmaals, moeten we daarom met stenen gooien naar Weiler?  Zou dan niet veeleer gekeken moeten worden in de richting van de keuzes die door de club gemaakt worden, het beleid met andere woorden? 
 
Want -  tweede vaststelling - ook dat beleid is een beleid dat in de eerste plaats op een bepaald resultaat mikt (de titel, koste wat het kost) en haast mathematisch precies afweegt welke middelen hiertoe ingezet moeten worden. 
 
En met alle respect: onze kern was zowel kwalitatief als kwantitatief te dun gestoffeerd om in alle redelijkheid zowel de titel als Europese roem te mogen verwachten, temeer daar de eindfase in de EL ongeveer samenviel met de beslissende fase in de play-offs. 
 
Met Stanciu had Weiler in Manchester welgeteld één speler op de bank die in principe zou moeten kunnen invallen zonder dat het elftal aan kwaliteit inboet.  Van Bruno en Thelin kan dat, het spijt me, niet gezegd worden. 
 
Als we dus “kwaad” willen zijn om een “ons ontzegde” finale, dan is het volgens mij fairder om te kijken in de richting van de club en de kruideniersmentaliteit van de beleidsmakers.  
In zekere zin is de filosofie van een club als Anderlecht een beetje het equivalent van de bakker die graag veel broden wil verkopen, maar tegelijk niet te beroerd is om de ingrediënten minutieus af te wegen en vooral geen krent te veel in zijn deeg te stoppen.
 
Zo vermoed ik bijvoorbeeld dat Anderlecht in de winter wel degelijk overwoog om Onyekuru aan te trekken (“we gaan ons in elke linie versterken”, remember?).  Een transfer die geen eenvoudige opgave was geweest en waar een zeker prijskaartje aan vasthing, maar waar velen wel op hadden gehoopt. 
 
Al snap ik tegelijk ook wel de redenering die wellicht gevolgd werd om die transfer uiteindelijk niet te doen: met Onyekuru erbij had Acheampong wellicht een pak minder (Europese) speelminuten verzameld.  En Europa is natuurlijk dé etalage voor een speler die je “te gelde wil maken”. 
 
De eventuele komst van Onyekuru was dus nefast geweest voor de marktwaarde van Acheampong, waardoor Anderlecht zich in de grond twee keer financieel pijn had moeten doen voor het aantrekken van de jonge Nigeriaan.  Puur bedrijfseconomisch bekeken dus geen interessante zaak. 
 
En mijn indruk is dat het louter economische het met de jaren steeds meer is gaan halen op het louter sportieve (een Europees succes bijvoorbeeld). 
 
Hoe moeten we anders een aantal inkomende transfers verklaren van vorige zomer? 
Bruno, Teodorczyk en Spajic werden gehuurd (lees: weinig risico).  Capel werd gehaald voor een appel en een ei, Harbaoui was transfervrij … en ook Boeckx werd een jaar of twee geleden vooral gehaald omdat hij gratis was … als obligate derde keeper en trainingsmaatje voor de twee andere keepers.  Al die “transfers” gebeurden hoofdzakelijk op basis van één criterium: het mag niets kosten. 
Vanuit economisch standpunt bekeken valt dat misschien te begrijpen, maar een doelgericht transferbeleid dat vooral gericht is op de uitbouw van een sterke en uitgebalanceerde kern is iets anders, toch?   
 
Derde vaststelling: Er is ruimte voor verbetering.
 
Dat je financiële overwegingen laat meespelen in je transferbeleid is natuurlijk ook ergens normaal, niemand wil dat RSC Anderlecht zich failliet koopt.  Anderzijds, nu we toch bedrijfseconomisch aan het denken zijn, wordt het misschien ook wel eens tijd om (na al bij al vier magere jaren) ook eens naar je klantentevredenheid te kijken. 
 
Omdat ik zelf in een uithoek van het land woon, heb ik al jaren geen abonnement meer, wat betekent dat ik slechts een paar keer per seizoen (met veel plezier) in het CVDS-stadion naar een match ga kijken.  Alle andere matchen volg ik, zoals velen wellicht, op televisie. 
 
Daarbij heb ik me de laatste jaren net iets te vaak de bedenking gemaakt: “hoe durf je dit aan je klanten te verkopen?” 
 
Al die mensen die een seizoenskaart betaald hebben, die tickets gekocht hebben, die misschien anderhalf uur onderweg zijn geweest, files voor lief hebben genomen, een parkeerplaats hebben moeten zoeken, die regen en wind trotseren … om dan in het stadion getrakteerd te worden op een troosteloos spektakel en een ploeg aan het werk te zien die met de handrem op speelt omdat drie dagen later een belangrijkere partij op het programma staat …? 
 
Hoe besta je het als club om die mensen te vergasten op zo’n fletse vertoning … en hoe lang blijft die kruik nog drijven?
 
Wij zijn kampioen, ik weet het, en ik besef wel degelijk dat geen supporter in dit land meer verwend is dan de Anderlecht-supporter (hoe moet een Standard-supporter bijvoorbeeld zich dit seizoen gevoeld hebben?) Maar dat belet niet dat een club als Anderlecht (op Belgisch niveau een gigant) ondanks de successen en de titels altijd voldoende kritisch naar zichzelf moet blijven kijken.
 
Op gure en natte winteravonden heb ik, thuis voor de buis zittend, meer dan eens vooral medelijden gevoeld met de supporters die wél trouw op post waren, in een koud stadion dat eigenlijk vooral tristesse uitstraalde.
 
Zeges kan je nooit garanderen, en goed voetbal krijg je niet zomaar op bestelling, dat begrijpen we wel, maar het moet toch een streven zijn om het product dat je aanbiedt zo aantrekkelijk mogelijk te maken, en om liefst ook iets van de “oude” sfeer terug te brengen in het stadion, zodat de fan die zoals ik voor de buis zit, in plaats van medelijden te hebben, zich eerder jaloers de bedenking maakt: “daar had ik ook bij willen zijn”.
 
Een voldoende ruime en sterke kern waarmee vlot en zonder wezenlijk kwaliteitsverlies geroteerd kan worden, zodat Europese matchen niet ten koste gaan van competitiematchen, of vice versa, lijkt me daarbij een eerste vereiste (bij voorkeur zonder maandagavondvoetbal).
 
Verder was de titel, en het bijhorende ticket voor de CL, zo hard bevochten, dat we nu niet gewoon blij mogen zijn dat we erbij zijn, maar dat het wel degelijk de bedoeling moet zijn om in de poules ook een rol te spelen, en er dus niet zomaar wat bij te lopen, voor spek en bonen …
 
En ook in de eigen competitie is ‘op onze lauweren rusten’ wat mij betreft geen optie. 
 
Een traditieclub als Anderlecht is namelijk ergens ook een merk, een merk dat staat voor kwaliteit.
En een merknaam moet je in ere houden: het uiteindelijke streven moet dan ook zijn dat de naam “RSC Anderlecht” opnieuw een begrip wordt, ook buiten de landsgrenzen. 
Geregeld een uurtje wervelend voetbal, tribunes die kraaien van de pret, tegenstanders die op een hoopje gespeeld worden … het hoort bij Anderlecht zoals bubbels bij champagne, … daarmee willen we geassocieerd worden, dat is ons DNA, datgene wat wij vintage-RSCA noemen …
 
Titel nummer 34 hoort daarom wat mij betreft reeds tot het verleden … het vizier moet nu al op 2018 gericht zijn … en op nummer 35 …  onze ambitie: XXL.
 



Nieuwsreacties zijn tijdelijk niet beschikbaar. We werken aan een volledig nieuwe oplossing die spoedig beschikbaar zal worden gesteld.