Lozano, Juan Stats

Zijn ouders kwamen uit Coria del Rio, nabij Sevilla, naar Antwerpen. Toen Juan elf was, ging hij sjotten bij den Beerschot. Juan Lozano werd de lieveling van het Kiel, de absolute smaakmaker van het Belgische voetbal zelfs. Een avonturier ook, in '80 trok hij naar het Amerikaanse Washington Diplomats, waar Johan Cruijff ook voetbalde. Maar de club geraakte na enkele maanden in financiële problemen en Michel Verschueren stond als eerste aan de deur, met 12,5 miljoen frank (400.000 dollars) onder de arm. Juan Lozano, de artiest, was van Anderlecht. Daar hoorde zo'n voetballer ook. Lozano, een Spaanse Antwerpenaar in Brussel.

"Anderlecht is nog steeds mijn club. Meer dan Beerschot, ja. Omdat iedereen er altijd zo goed was voor mij. Het bestuur, de supporters vooral. Ze zagen mij geren. Ik voelde er mij van de eerste dag thuis. Een koffieke drinken, met de mensen een babbelke slaan. Of voor de match nog even binnenwippen in de keuken bij Omèr en Marie, de congiërges, een sigaretje roken. Ik hoefde toch geen massage (grijnst). Het was ook altijd mijn droom geweest ooit bij Anderlecht te voetballen. Telkens we er met Beerschot tegen voetbalden, werden we door die mannen zotgetikt, ik dacht toen elke keer: bij die club zou ik graag ooit spelen. Niet omwille van de naam Anderlecht, maar omdat er zo'n goede voetballers liepen."

En Juan zou er zelfs lang de beste worden genoemd. Technisch ongeëvenaard, vista, puur talent, een stér. Maar evenzeer wispelturig, en met een hekel aan gelijk welk tactisch keurslijf. Maar zelfs trainers als Tomislav Ivic dekten zijn nonchalance met de mantel der liefde. Want op de grote momenten stond Lozano er. En die grote momenten waren de Europacupwedstrijden, in wat toen nog het Emile Verséstadion heette. Later droomde hij er nog wel eens van: rond zes uur aankomen met de bus, de drukte in de omliggende straatjes, de kleine tribune aan de overkant nog. "Ik vond dat fantastisch. Die wedstrijden waren nog iets anders dan een matchke op Winterslag bijvoorbeeld: donker, door de modder naar de kleedkamer die maar een schort groot was, en dan op dat veld, geen sprietje gras, zwart zand; dan had ik al geen goesting meer."

Maar op de gala-avonden, dan had hij er altijd zin in. Raymond Goethals: "Den Europacup, dat waren de matchen voor de hiele gruute, voor Rensenbrink, voor Lozano ook. Voor de artiesten, die mannen die tijdens de tactische les in slaap vielen en in de tijd van Rik Coppens als trainer op Beerschot mocht dat." Lozano: "Voor de meer technische spelers, zeker? Ik moest zo'n voetbalsfeer hebben, dan presteerde ik altijd goed. Echt, ik herinner mij geen enkele slechte Europese wedstrijd." Zijn allerbeste was die in '81 'Europacup 1), tegen Juventus, zegt Vanden Stock. "Vooral omwille van de tegenstander," verduidelijkt Lozano. "Juventus, dat was de helft van de nationale ploeg die kort daarna wereldkampioen zou worden. Maar ik speelde wel meer goede matchen: tegen Sarajevo, tegen Benfica ook." Die laatste, dat was Benfica - Anderlecht, de terugwedstrijd in de Europacup 3-finale, in '83. De heenwedstrijd was op 1-0 geëindigd, in Portugal bezorgde hij met de beslissende treffer (1-1) zijn club de Europese beker.

Het was de periode van het grote Anderlecht, zegt men nu nog: behalve Lozano ook nog Coeck, Olsen, Vercauteren, Vandenbergh... Lozano: "Elke grote club heeft goede en minder goede periodes. Eerder was er de periode van Rensenbrink en Mulder, dan kwamen wij er, nu is het weer wat minder. Het is wel zo dat het voetbal in het algemeen nu minder technisch is, dat wel. Maar ik snap toch niet waarom zoveel spelers klagen dat het niet meer hetzelfde is. Zolang ge maar geren voetbalt. Het waren en zijn altijd de kakspelers die zeuren. Ik wist niet eens voor hoeveel geld we speelden. Vercauteren had dat nochtans elke keer goed geregeld (grijnst). Maar ik vergat dat, ik zag dat wel op het einde van de maand, op de loonfiche. Ik heb mij dat nooit aangetrokken. Dan las ik vaak: de clans op Anderlecht, de Hollanders en zo. Maar, echt waar, ik heb daar nooit iets van gemerkt. (peinzend) Eigenlijk mag ik zeggen dat ik mij op Anderlecht altijd kostelijk heb geamuseerd. Ik ging er elke dag voetballen en ik trok me van de rest niks aan. Als je vraagt naar de mooiste momenten zeg ik: álle dagen. Behalve als we moesten lopen, zonder bal. Anderlecht was mijn speeltuin."

Al vlug rees ook het idee om de begenadigde voetballer te naturaliseren tot Belg, het zou voor de Rode Duivels op het WK in Spanje ('82) een godsgeschenk zijn. De Kamer keurde de aanvraag goed, maar de senaatcommissie weigerde. Juan Lozano zou nooit voor een nationaal team voetballen. "Dat en het feit dat ik nooit een Gouden Schoen heb gekregen, heb ik toch altijd beschouwd als de tekorten in mijn carrière."

Maar veel zorgen maakte de middenvelder zich niet," dan ga ik in juni maar op vakantie." En twee jaar later leek hij zelfs alweer meer Spanjaard dan Belg: het vaderland lokte. De roep van het geld, de roep van De Koninklijke, vooral. Real Madrid kocht de Spanjaard voor 75 miljoen frank, voor de rijke Spaanse club op dat moment een recordtransfer. Juan zou de hele wereld en vooral heel Spanje overtuigen van zijn enorm talent. "Ambitie, jong. Zo'n kans kon ik niet laten liggen." Maar het werd geen onverdeeld succes: twee kuitbeenbreuken, gevold door een jaar problemen met conditie en trainers, met Amancio vooral. Zodat hij na twee jaar, in '85 was dat, opnieuw bij Vanden Stock op de schoot zat, "alsof ik er nooit was weggeweest." Atletico Madrid, Sporting Lissabon of Betis Sevilla hadden ook gekund, "maar ik dacht bij mijn eigen: waar ken ik beter zijn dan bij Anderlecht?" Back home, waar de concurrentie alweer was gestegen. Paul Van Himst had er als trainer Ivic opgevolgd, Scifo, Arnesen en Vandereycken liepen er rond. "Ge zult uw best moeten doen," zei Verschueren. "Ik ben niet bang," antwoordde Lozano. En voetbalde er meteen weer op zijn hoogste niveau.

Tot die 11de april 1987: Waregem - Anderlecht. Het gestrekte been van Ivan Desloover. Hij was toen 32, op weg naar een Gouden Schoen, heette het later, maar hij zou de trofee van beste voetballer van België, die hij zo verdiende, nooit krijgen. Twee maanden later echter werd hij door zijn collega's uitgeroepen tot Profvoetballer van het Jaar, en dat maakte misschien niet alles maar dan toch veel goed. Hoewel hij zelf zijn trofee niet kon ophalen, op dat moment revalideerde hij bij zijn ouders in Coria del Rio. Op die leeftijd staat een dubbele open beenbreuk gelijk met het einde van de carrière. Twee jaar lang nog zou hij bij Anderlecht vechten tegen een vervroegd afscheid, twee jaar lang hoopte elke Belgische voetballiefhebber dat hij zou terugkeren. Maar ondanks alle pijn ("Ik heb gruwelijk afgezien") werd het een vergeefs gevecht, in mei '89 schonk Anderlecht Lozano, ex-ster, een vrije transfer. "Toen ik zo plots wegmoest bij Anderlecht was ik toch wel ontgoocheld. Ik vroeg mij af: beteken ik maar zoveel voor Anderlecht? Verschueren zei mij koudweg: ge kunt naar Aalst, die mensen zitten in de cafetaria al te wachten. Maar dat kan je hem niet kwalijk nemen, zo werkt dat."

Neen, hij is niet meer kwaad. Er blijft niet eens een bittere nasmaak: "Hoe zou ik verbitterd kunnen zijn na al wat het voetbal mij heeft gegeven?" Hij heeft het helemaal achter zich gelaten. Wat overblijft, zijn de herinneringen. De mooie, menselijke herinneringen, in de eerste plaats aan Constant Vanden Stock. "Als vaderfiguur vooral. Ik was een jonge gast, mijn ouders waren teruggegaan naar Spanje, hij gaf mij vaak raad. Let goed op uw centjes, zei hij dan." Aan Georges Denil. "Een ploegafgevaardigde met een groot hart, de spelers waren zijn kindjes. Hij gaf wel eens een premieke uit zijn eigen zak, maar dat was niet het belangrijkste. Ik vergeet nooit hoe hij bijna stond te schreien toen ik in die Europacupwedstrijd met Real Madrid op Anderlecht op de bank zat. Toen begon zelfs het Anderlechtpubliek mijn naam te scanderen, dat vond ik heel tof." Aan Tomislav Ivic. "De eerste trainer die mij wat karakter heeft bijgebracht. Hij kon het zonder boetes uit te delen flikken dat iedereen op tijd kwam, hij hem waren ook de spelers die op de bank zaten content. Een uiterst charmante vent, ik herinner me dat hij mij onverwacht een keer kwam afhalen in de luchthaven van Belgrado, toen we er met Real Madrid een Europacup-wedstrijd speelden. Kijk, zoiets zou nooit in mijn hoofd opkomen. Ik zou eerder denken: Ivic, toffe gast, maar allez... (lacht). Zo ben ik nu eenmaal." En zo kon hij ook goed opschieten met Michel Verschueren. De manager ging hem twee keer halen. Een eerste keer in Washington, op 16 uur was de transfer geregeld, een tweede keer in Madrid, kom jij maar terug bij ons, Juan. Lozano, grijnzend: "Een speciale gast, een zakenman, een doordrijver."

Juan werkt nu als koerier bij de Europese Gemeenschap, "heel tof, Pär Frimann werkt er ook." De bon vivant is in Edegem meer dan ooit huisvader en welstellende burger, hij heeft zijn zaakjes goed geregeld. "Iedereen noemde hij altijd een losbol, en ik heb nooit de moeite gedaan om het te ontkennen. Maar ik heb altijd goed opgelet. Mijn ouders waren gastarbeiders, ik heb altijd goed geweten hoeveel een frank waard was. Toen ik twintig was reden mijn ploegmaats allemaal met een dikke bak naar de training, ik kwam nog te voet. En ik heb altijd beseft dat het voetbal niet eeuwig zou duren." En dat het groene gras steeds verder weg ligt. Hij volgt het voetbalgebeuren nog nauwelijks, als op maandag de collega's vragen: Anderlecht gezien? moet hij ontkennend antwoorden, hij ging sinds zijn afscheid nog maar een paar keer kijken, gaat op zondag liever bingo spelen met vrienden. De vrienden van toen zijn er niet meer. "Dat ligt aan mij, hoor. Ik geloof niet dat ik in al die jaren ook maar met iemand ruzie heb gekregen. Maar ik ben nu eenmaal niet zo'n tiep die in het verleden leeft. Hoewel, nu Gianni wat groter wordt en wil sjotten, denk ik wel eens: misschien had ik toch beter wat meer bijgehouden. (nadenkend) Ik had nooit verwacht dat ik zo gemakkelijk zonder het voetbal zou kunnen. Vraag me niet hoe dat komt, ik heb het me zelf nooit afgevraagd. Het zegt mij gewoon niks meer, daar moet niks méér achter gezocht worden. Ik dacht nog even aan de slag te kunnen gaan als jeugdtrainer, maar noch Anderlecht noch Beerschot konden mij een deftig loon betalen. Men neemt liever schoolmeesters (grinnikt). Ach, het afscheid had misschien wat eleganter gekund... (grinnikend) Ik geloof dat Van Himst de laatste was die een schone afscheidswedstrijd heeft gekregen."

Wat blijft over? Een tevreden gevoel, dat blijft over. "Ik heb in Amerika gevoetbald, bij Real Madrid en twee keer bij Anderlecht, ik kan niet klagen. Goed, ik ben nooit international geweest en ik heb nooit de Gouden Schoen gekregen, maar ik ga daar toch niet moeilijk over doen. De Goden van Anderlecht, hij is oprecht trots er bij te horen, zegt hij. Beslist: "Ik mag mij dan niets meer van het voetbal aantrekken, ik zou ontgoocheld zijn geweest indien ik er niet tussen stond. Dát doet mij nog wat, ja. Ouder worden, zeker? (grinnikt)" Voor zijn selectie begint hij vooraan: Vandenbergh, Puis, Van Himst en Rensenbrink. Maar stelt meteen vast: "Dat klopt niet, ik heb twee linksbuitens" Verder: "Jacky in de goal, Van Binst en Olsen achteraan, hoewel ik Van Binst toch nooit zo'n grote voetballer heb gevonden. In het middenveld Haan en Coeck, Jurion... Oh, Jan Mulder ook nog, hoe kon ik die vergeten? En schrijf maar op: Gilles De Bilde wordt ook een van de groten van Anderlecht. Verder niet veel moderne namen. Degryse kan ook goed sjotten."

Een historische rij, de galerij der grootheden, één ervan zou hij graag nog een keer terugzien. Stil: "Maar dat kan niet meer... Ludo Coeck, ja... Dat was mijn maat. Samen naar de training, samen een biljaarke, altijd samen eigenlijk."