Puis, Wilfried Stats

Wilfried Puis stierf op 21 oktober 1981, na een zware en pijnlijke ziekte (kanker) - "Zijn lichaam was helemaal vernield, hij woog nog 38 kilogram," getuigt zijn weduwe Micheline - hij werd nauwelijks 38 jaar. Gilles Van Binst herinnert zich nog die treurige dag. "Dat was een hele slag. We wisten wel dat hij ziek was, maar dat hij er zo slecht aan toe was... Hij had zich ook helemaal afgesloten, dat was typisch Puis, hij wilde niet dat iemand zag hoe hij aftakelde."

Puis (18 februari 1943), in 1964 Gouden Schoen en 49 keer A-international, voetbalde tussen '61 en '71 tien jaar voor Anderlecht. Van Binst maakte hem op Anderlecht van nabij mee, hij getuigt over een aparte man, over een schitterende voetballer vooral. "Ik heb de Puzze goed gekend, heb er toch drie jaar mee in de vestiaire gezeten. Maar toch zullen weinigen, ik ook niet, zeggen dat ze Puis écht kenden. Chang, noemden we hem... (trekt een Chinees gezicht). Telkens hij lachte, kreeg hij spleetoogjes. En hij lachte veel. Plaskie zei altijd: 'De Chinezen zijn zeker een keer gedebarqueerd in Bredene? Dat kan toch niet dat Puis een Belg is?'... (nadenkend) Hij was de eerste die ik mijn eerste dag op Anderlecht heb gezien. Ik was meegereden uit Vilvoorde met Roosens, die mij nog eens de vestiaire toonde. Om zeven uur zat Puis er nog in bad, helemaal alleen. Een aparte man, ja."

Anderlecht had in Oostende al Laurent Verbiest gevonden (bij den AS), een jaar later, in 1961, volgde de 18-jarige Puis (van VG), in het Astridpark meteen door Verbiest onder zijn hoede genomen. "Ik weet echt niet hoe ik het zonder Laurent zou hebben gerooid," liet Puis later noteren. Tekenend: aanvankelijk moesten ze op kamers wonen in Brussel, maar al na 3 maanden wilde Verbiest terug naar zee, en "dan ga ik mee," zei Puis. Laurent was zijn toeverlaat, ook omdat de introverte Puis een eenzame jeugd had gekend. Omwille van zijn moeilijke relatie met zijn stiefvader woonde Wilfried lang in bij zijn grootouders, keerde dan toch terug ("Omdat mijn stiefvader mij plots als een bron van inkomen beschouwde") en trouwde dan na een heuse oorlog buiten diens wil in het Schotse Gretna Green. Verbiest had hem op weg gezet, hij zou naar eigen zeggen lang zijn 'leidsman en beschermer' blijven. Het wegvallen van Verbiest, in februari 1966, bracht Puis dan ook in problemen, meent Van Binst. "Hij was de loopjongen van Verbiest, droeg zelfs zijn tas. Echt waar, ik heb het nog meegemaakt in Oostende hoe ze met de fiets aankwamen bij een klein restaurantje, waar we altijd mosselen met friet gingen eten, en Verbiest gewoon zijn velo liet vallen, waarop Puis hem netjes tegen de gevel zette. Een apart duo toch, die twee. Ze reden altijd samen op en af, jarenlang. Verbiest was de serieuzen, Puis was de linken, durfde alles: hij deelde bijvoorbeeld in het vliegtuig pasfoto's van zijne zizi uit, die hij in zo'n hokje in de luchthaven had genomen. Zo'n toeren. Hij was een klooier ook, ene die de anderen op stang kon jagen. Jean Cornelis bijvoorbeeld, die had nogal een grote neus. Ik vergeet nooit die keer dat hij in de bus van Diest naar Brussel de hele tijd bezig was van oe ist monsieur Cornet? Op het laatst vochten die twee bijna (lacht). Zo een was dat. Hij was bijvoorbeeld ook de eerste voetballer die ik zag roken. En na de match naar 'The Pimm's, met Trappeniers, Plaskie en Kialunda vooral."

Wilfried Puis zoals het brede publiek hem niet kende. Ook omdat hij herhaaldelijk liet weten: "Als ik maar elke zondag mijn matchke kan spelen en iedereen mij rustig in mijn hoekje laat zitten, vind ik het leven best draaglijk." Van Binst stelt dat beeld even bij: "Iedereen heeft altijd gedacht dat hij een heel verlegen gast was, maar het tegengestelde was waar. Als er wat werd uitgevreten, zat de Puzze er altijd voor iets tussen. Vooral het kasteel van Huizingen, waar we altijd op afzondering trokken, was zijn terrein. Puis, Plaskie - die lachte altijd hihihi - en Trappeniers, als er iets gebeurde was het gegarandeerd dat trio. Met Puis in de hoofdrol. In Huizingen was er een grote vijver waar altijd vissers zaten. Het eerste wat die mannen dan altijd deden was kak in een stuk krantenpapier wikkelen en dat dan in de visbakken verstoppen. Of het licht in de eetzaal ging plots uit, waardoor de baas naar de kelder moest en er in het donker een klink vastnam. Dan was het weer van dat. Puis arrangeerde dat allemaal."

Volgens Micheline heeft de eenvoudige kustjongen zich nooit helemaal thuisgevoeld in de Brusselse beau monde, zijn Gouden Schoen kreeg op de club nauwelijks aandacht, en zelf liet hij zich ook wel eens ontvallen dat het in de ploeg vaak de boerkes tegen de echte Brusselaars was, maar dat gelooft Gilles niet helemaal. "Dat werd er vaak van gemaakt. Er was een heel goede sfeer in de groep, zonder veel onderscheid, de enige die een beetje een rare was, was Verbiest. Die zei niks, was nog veel geslotener dan Puis. Jan Mulder vertelde mij laatst nog dat Verbiest één keer iets tegen hem heeft gezegd, nadat hij een keer vier of vijf goals had gemaakt tegen Sint-Truiden: niet slecht gespeeld..."

Puis, de voetballer dan. "Op mijn twaalfde was ik al technisch volleerd," liet hij een keer noteren. "Ik heb mijn hele carrière gebouwd op mijn traptechniek en snelheid, en die waren allemaal aangeboren." Van Binst: "Hij had een stijl die nu niet meer bestaat. Ik zeg nog steeds dat Van Himst voor de helft zijn carrière dankt aan Wilfried Puis." Opvallend daarbij is dat de twee nooit een hechte relatie hadden. Ze speelden jarenlang naast elkaar zonder ook maar één keer goed met elkaar te hebben gepraat, "alleen goedendag en goedenavond," getuigde Puis. Maar op het veld waren ze één. Van Binst: "Altijd hetzelfde: die linkerflank af, eerste piquet en Polle met zijn vijfenveertig stampte ze erin. Ook een verdienste natuurlijk, maar zonder Puis kon hij ze toch niet maken, he? Puis had trouwens maar één beweging, en iedereen kende die." Puis, in 1976: "Een simpele beweging zelfs: een schijnbeweging naar binnen, dan de bal langs buiten doortikken, en langs de tegenstander rennen." Van Binst weer: 'Dat zijn de groten, he, Garrincha had ook maar één beweging. Maar toch kan je ze niet afstoppen als je niet slim bent. En de meeste verdedigers zijn niet slim, hé (grijnst). Puis deed het bovendien zo rap... Hij zou nu veel verdedigers nogal wat rode kaarten bezorgen, denk ik. Altijd hetzelfde: altijd buitenom, nooit langs binnen, zijn rechtervoet gebruikte hij alleen om er op te staan. Eén beweging en een center die niemand heeft. Zelfs Rensenbrink niet, die had niet zoveel traptechniek als Puis, die stuurde van die floddervoorzetten. Van Puis waren het strakke ballen om op te koppen, boogballen ziet elke verdediger vanop twintig kilometer aankomen. Op rechts liep Bergholtz, die had ook zo'n goede voorzet. En in het midden liep dan een loempe, Stockman, die wild rond zich heen sjotte, nu en dan zat er wel een keer een binnen (grinnikt)."

"Dat was de beste ploeg die Anderlecht ooit had. In die tijd had dat team eigenlijk maar één probleem: een naïeve trainer, Pierre Sinibaldi. Verder geen kwaad woord over die man, hij heeft mij trouwens in de eerste ploeg gebracht. Maar hij voetbalde naïef. Ze speelden op één lijn, met een Verbiest die niet kon draaien. Een ideale libero, die met de bal aan de voet alles kon. Maar hij kon niet draaien. En dan speel je toch nooit op één lijn. Sinibaldi: een gentleman zei iedereen, ook natuurlijk omdat ze nauwelijks hoefden te trainen. Over het kopje wrijven, ça va...? Met Goethals als trainer werd die ploeg Europees kampioen, zeker weten. Zo naïef... In de Belgische competitie ging dat nog, maar tegen Dundee, Dukla Praag, Sparta Praag, Real Madrid, ... kregen ze nogal goals rond de oren. En toch was het de beste ploeg die Anderlecht ooit had. Veel beter dan de generatie die erop volgde, hoewel wij veel meer wonnen. Over de huidige generatie zullen we maar zwijgen, zeker? (lacht)."

En wat zei Puis toen? "Ik ben er zeker van dat Anderlecht nooit meer talent bundelde dan in de jaren zestig." In zijn eerste jaar al, onder Sinibaldi, werd hij kampioen met negen punten voorsprong, er zouden nog vier titels en een beker ('65) volgen, in '70 haalde hij nog een Europese finale, verloren van Arsenal. Zijn persoonlijk hoogtepunt: Real Madrid - Anderlecht in 1966, met het mooiste doelpunt uit zijn carrière. Een magistrale vrijschop die boven het hoofd van Gento, de Spaanse legende met wie hij zo vaak werd vergeleken, binnen zoefde.

Anderlecht was succesvol, elke speler kreeg toen aanbiedingen uit het buitenland, ook Puis. Van Binst: "Hij was daar geen mens voor. 't Zeetje, en in Oostende in 't cafeetje zitten. Niemand wilde doen trouwens weg bij Anderlecht, dat was hun club. Toen betekende spelen voor Anderlecht nog iets, nu telt alleen het geld." "We spelen meer voor ons plezier," zei Puis, maar naar het einde van de jaren zestig toe klaagde hij toch ook over de grote loonverschillen tussen vedetten als Mulder en Bergholtz en sommige anderen, "de sfeer geraakte altijd verpest door geldkwesties." Het begin van het einde: na het desastreuze WK in Mexico, in '70, had hij, solidair met de verguisde Van Himst, geweigerd voor de nationale ploeg te spelen, maar daarna voelde hij zich toch wat in de steek gelaten door de Polle, die zoveel meer verdiende dan zijn karig bediendenloontje van 15.000 frank per maand en die niets voor hem wilde/kon doen. Mede door dat conflict verhuisde hij, samen met Velkeneers, in '71 naar Club Brugge, als wisselgeld voor Rensenbrink. Het zou een zware ontgoocheling worden, na één jaar al haalde zijn ex-ploegmaat Jurion hem naar Lokeren. Na 4 jaar afwezigheid werd hij er als spelmaker op zijn 32ste opnieuw international (Raymond Goethals riep hem nog één keer op voor een interland tegen het toenmalige Oost-Duitsland), bloeide weer helemaal open en opende de deur naar eerste klasse voor Lokeren. Daarna volgden nog AS Oostende, back home, en na drie jaar ASO, waarin hij niet slaagde de ploeg in eerste te houden, tweede provincialer Koksijde, waar hij afbouwde, niet ver van zijn sportwinkel.

Van Binst: "Eenmaal weg bij Anderlecht ging hij snel minder presteren. Ook in zijn laatste jaar bij Sporting was het al veel minder. Eén op tien matchen presteerde hij een beetje. Hij trainde ook niet: hij was heel snel, was van nature uit mager, moest niet zoals Plaskie 27 vesten aandoen op training, hij had dat niet nodig. Dat hoefde ook niet onder Sinibaldi, ze speelden toch kampioen met een straat voorsprong. Maar toen Kessler hem opvolgde was dat een openbaring voor velen. Plaskie, Kialunda, Puis, ... die gingen bijna dood. Zijn beste tijd was in elk geval toch bij Anderlecht. Ik heb nog tegen hem gespeeld toen hij bij Brugge speelde. Zonder veel problemen, hij had zijn beste tijd al gehad. Ik was ook niet zo'n domme back, ik verplichtte hem altijd om naar binnen te komen, en dat kon hij dus niet, hé. Langs buiten mocht ik hem niet laten gaan. Ik kon wel goed tackelen, maar hij was te rap, hé. Men zegt altijd dat Rensenbrink de grootste was, en die was inderdaad veel vaardiger, je wist nooit wat hij ging doen. Maar ik vind toch dat Puis door zijn centers gevaarlijker was, hij behoorde tot de beste linksbuitens van Europa. (peinzend) Rensenbrink en Puis, ik zou niet weten wie ik zou kiezen. Hij werd ook vergeleken met Gento, die had ook maar één beweging. Van Himst en Puis, dat duo heeft Anderlecht groot gemaakt. Die automatismen: men zou een keer moeten nagaan hoeveel goals de Polle heeft gemaakt op een voorzet van Puis. En dan zijn vrijschoppen... Hij had maar één voet, over zijn rechtse viel hij, maar die linker was dus goud waard. Hij had een heel zwaar schot, zeker voor zo'n klein manneke met zo'n beentjes. Ik catalogeer Puis toch bij de vijf besten die ooit bij Anderlecht speelden. Mulder, Puis, Van Himst, Rensenbrink en Verbiest. Mits serieus trainen zou hij nu nog een topper zijn. Die cinema tijdens de week en dan tegen Cercle Brugge show verkopen, die tijd is voorbij. Anderlecht kon zich dat toen wel permitteren, de andere clubs trainden nog 's avonds. In België, wel te verstaan."

"Hetzelfde verhaal als de nationale ploeg, die toen voor het grootste deel bestond uit Anderlechtenaars. Die heeft toen ook niks bereikt. Mexico '70: een catastrofe. Hier waren ze de mannen, maar op een wereldkampioenschap... Daar hadden ze de kerels van Standard van doen. Hij heeft na dat WK ook een hele tijd niet meer voor de nationale ploeg willen spelen, hij was toen opgemaakt door Van Himst, natuurlijk. Maar die nationale ploeg interesseerde hem ook niet echt, eigenlijk wilde hij het liefst zo veel mogelijk verdienen en zo weinig mogelijk voetballen. Ik weet zeker dat hij met een ander karakter een topper in Europa had kunnen zijn. Men sprak altijd van Jurion als 'Mister Europe', omwille van die ene goal tegen Real Madrid. Maar Puis...? Ik mag vergelijken, ik heb twee generaties meegemaakt. Toe ik debuteerde in '69: Trappeniers; Heylens, Plaskie, Kialuna, Cornelis; Hanon, Jurion, ik rechtsbuiten, Mulder, Van Himst, Puis. Een serieuze ploeg, niet? Ik kwam daar bij als klein manneke. Jurion zei dan: ga jij maar een thee halen voor mij. Waarop Plaskie: die komt hier niet om thee te halen, die komt hier om te voetballen. En Puis hoorde je niet. Vriendelijk goeiedag, lachen met die spleetoogjes... Maar als je een klink durfde vastnemen had je het wel zitten..."