Verbiest, Laurent Stats

Laurent Verbiest, op zesentwintigjarige leeftijd slachtoffer van een dodelijk ongeval, was zonder twijfel de beste verdediger uit de hele Belgische voetbalhistorie. De Oostendenaar (16 april 1936) kreeg na een virtuoze demonstratie tegen een Argentijnse club als blonde reus (1 meter 82 en 80 kilogram) de bijnaam Lorenzo le Magnifique. De libero werd dan ook terecht vergeleken met spelers als Franz Beckenbauer (Bayern München) en Cesare Maldini (AC Milan), eveneens voetballers met een uitzonderlijke techniek en relance, die er het liefst met een lange dribbel uitkwamen. Hun stijl inspireerde hen vaak tot het nemen van grote risico's, dribbelen en nog eens dribbelen.

In de jaren vijftig was de Lierse-international Fons Van Brandt ook zo'n type, en in de periode Verbiest schroomde ook Yves Baré, rechtsachter van FC Luik, er zich niet voor de supporters de daver op het lijf te jagen. Het waren spelers die in het realistische voetbal van vandaag ongetwijfeld van op de bank meteen zouden worden teruggefloten. Maar de supporters genoten, ook omdat Lorenzo kon rekenen op de robuuste Jean Plaskie, 33 keer international, die op tijd en stond de steken die Verbiest al een sliet vallen kon oprapen.

Verbiest had zoveel uitstraling en zorgde voor zovele mooie momenten, dat zijn fantasietjes er graag werden bijgenomen. Toch kende hij ook zijn tegenstanders, mensen die hem een showman noemden, en het feit dat hij nooit werd uitgeroepen tot Gouden Schoen had ongetwijfeld ook te maken met de journalisten die zijn losse stijl maar matig konden appreciëren. Overigens werd deze onrechtvaardigheid deels rechtsgezet toen Jan Pulinckx namens Het Laatste Nieuws in 1966, enkele maanden na zijn dood, Verbiest postuum een Schoen toekende.

Lorenzo verongelukte de avond van 2 februari 1966, bij het binnenkomen van Oostende aan het Kennedy-rondpunt. Hij keerde met zijn vrouw terug van de training op Anderlecht, en was wellicht gehaast om op televisie de Europabekerwedstrijd Manchester United - Benfica Lissabon te volgen. Eugène Steppé, die als ex-secretaris van Anderlecht de Oostendenaar van nabij heeft gekend, herinnert zich nog goed de treurige dag. "Ik lag thuis op mijn divan toen ik werd opgebeld door Roger Vandenbroeck, een dirigent van Oostende. Ik heb verschrikkelijk nieuws, stamelde hij... Laurent... een paar minuten geleden. Te snel gereden, de bocht gemist, tegen de vangrails gevlogen... Het is heel erg, hij is naar het hospitaal gebracht... Ik heb toen meteen het ziekenhuis opgebeld en daar kreeg ik het vreselijke nieuws te horen. Hij was op slag dood, zijn borstkas was helemaal ingedrukt. Laurent dood... ik kon het niet geloven..."

Een jaar later organiseerde Sporting een benefietwedstrijd voor de jonge weduwe, Ajax werd uitgenodigd als tegenstander. Maar de Nederlanders deden nogal moeilijk: hoeveel betalen jullie? Waar logeren we? Daarop is Steppé enkele glazen gaan drinken met voorzitter Van Praag, waarbij hij hem duidelijk liet verstaan dat het om een herdenkingswedstrijd ging, en dat alle opbrengsten naar mevrouw Verbiest zouden gaan. "Bovendien verzekerde ik hem een rustige wedstrijd," vertelt Steppé. "Ze hadden niks te vrezen. Uiteindelijk werd Ajax, met ondermeer Cruijff, Keizer, Stuurbier, Swart en Nunninga toch met 4-1 naar huis gestuurd." Het rouwportret van Lorenzo, die begraven ligt op het kerkhof van Bredene, waar ook zijn vriend Wilfried Puis rust, sierde nog lang het Club House, enkele jaren geleden werd het vervangen door een portret van die andere jonge Anderlechtenaar die door een auto-ongeval veel te vroeg wegviel, Ludo Coeck.

In zijn kinderjaren bracht Laurent heel veel tijd door als scheepsmaatje op het vissersschip van zijn vader, De vier gebroeders. Hij zou ongetwijfeld ook door de zee zijn aangetrokken, had hij niet snel blijk gegeven van uitzonderlijke sportieve kwaliteiten. Laurent, overigens ook een uitstekende leerling, had bijvoorbeeld eveneens aanleg voor de wielrennerij, als jonge knaap won hij zelfs een koers in Oostende, vertrek en aankomst in de Wittenonnenstraat. Maar voetballen deed hij toch het liefst, en hij schreef zich in bij AS Oostende. Waar hij al snel iedereen kon overtuigen van zijn virtuoze techniek en balvastheid. En aan durf ontbrak het hem zeker niet. Steppé: "Ik weet nog dat hij als junior naar de bestuurders stapte met de melding dat hij beter was dan de stopper Legon én diens vervanger, de Engelsman Starke. Geef mij tenminste de kans dat te bewijzen, zei hij... De trainer van Oostende, vroeger doelman bij de nationale ploeg Pol Gernaey, heeft de dirigenten kunnen overhalen de jonge Verbiest een kans te geven." Die kon meteen overtuigen, en er volgde een bliksemcarrière: eerst bij de nationale Uefa-junioresploeg, dan de nationale beloften (waarin hij een fameus duel uitvocht met de Schotse centerfore Ian Saint John, later vedette van Liverpool) en, als matroos natuurlijk, bij de militaire ploeg, waar hij soms ook als aanvaller fungeerde. Hij durfde toen ook al fratsen uithalen: op Crossing bijvoorbeeld ging hij op een gegeven moment in de eigen rechthoek uitdagend op de bal zitten, zo van kom hem maar halen. Wat de scheidsrechter maar matig kon appreciëren, natuurlijk.

Toen Oostende degradeerde naar derde klasse maakte Laurent de Oostendse bestuurders duidelijk dat hij wilde overstappen naar Anderlecht, maar daar wilden die niets van horen, pas het volgende jaar lieten ze hem gaan. Zijn doop op Anderlecht kon tellen: op een mooie junidag in '60 speelde Anderlecht een gala-match tegen het Braziliaanse FC Santos van Pele. De rechtstreekse tegenstander van rechtsachter Verbiest was de befaamde Pépé, een type linksbuiten als Puis, maar feller. Laurent begreep goed dat hij het deze keer heel sober moest aanpakken, beperkte de fantasietjes tot een minimum en speelde een uitstekende wedstrijd.

Constant Vanden Stock, toen technisch directeur van de Rode Duivels, was in elk geval fel onder de indruk van de nieuwe rechtsachter en nam zich voor diens prestaties goed te volgen. Tegen Waterschei volgde een nieuwe demonstratie. Zijn rechtstreekse tegenstrever, de kwieke linksbuiten Damatius Mantels raakte geen bal en werd op een gegeven moment langs de zijlijn zo'n zes keer na elkaar gedribbeld, waarna hij hulpeloos de strijd opgaf en zich de rest van de wedstrijd liever verstopte. Na vier wedstrijden had de geniale Oostendenaar zelfs de grootste sceptici overtuigd van zijn internationale klasse, en op 2 oktober 1961 vierde hij tegen Nederland zijn debuut als international. Dat was precies een maand na zijn eerste wedstrijd in eerste klasse: nog steeds een record. Hij zou 23 A-Caps verzamelen, speelde bij de nationale ploeg rechtsachter, linksachter, stopper n rechtsmiddenvelder, maar hij haalde toch zijn beste niveau in het centrum van de defensie. Zijn laatste interland speelde hij in Firenze, op 29 december 1965 tegen Bulgarije, een testmatch voor het WK 1966. Zowel voor de hele ploeg als voor hem persoonlijk werd het een grote ontgoocheling. België verloor (2-1) en Verbiest kreeg geen moment greep op de briljante Bulgaarse spits Asparoukhov, even robuust en technisch onderlegd als de Oostendenaar die vooral in de lucht elk duel verloor. Tragisch toeval: nauwelijks enkele maanden na Lorenzo verloor ook Asparoukhov het leven in een auto-ongeluk.

Niet alleen door blessures zag de internationale loopbaan van Verbiest er grillig uit, ook zijn lange tong speelde hem meer dan eens parten. Zo werd hij een keer voor niet minder dan zes maanden geschorst omdat hij na een wedstrijd op Lierse scheidsrechter Lepomme door de haren streek met de opmerking: daar zit toch ook niet al te veel onder, hé... Ook op het Lisp werd hij in de spelerstunnel een keer zwaar belaagd door een vrouwelijke supporter met een paraplu, maar hij lachte haar zo onverstoorbaar vriendelijk toe dat er geen ongelukken van kwamen. Hij bleef dus in alle omstandigheden koel, behalve die ene keer in Sint-Truiden, waar de centerfore Maes, ongetwijfeld opgestookt door trainer Raymond Goethals, Verbiest de hele tijd zo uitdaagde dat die verschrikkelijk boos werd en de rest van de wedstrijd alleen maar oog had voor de kleine Limburger, waardoor hij alle controle over de organisatie verloor. En er was ook die keer dat Henri Thellin van Standard Luik voor een interland tegen Frankrijk de voorkeur had gekregen boven Verbiest. Een fotograaf vroeg hen samen te poseren, om er wat naturel te doen uitstralen mochten ze gewoon staan praten. Waarop Verbiest grijnzend het woord nam: "Henri, ik ben beter dan jij, echt waar..."

Steppé herinnert zich Verbiest niet alleen als een plaaggeest, maar ook als iemand die, eenmaal hij iets in zijn hoofd had gehaald, daar niet meer van af te brengen was. "Dat zag je dan al aan de blik in zijn ogen," weet de vroegere secretaris-generaal nog. "Zoals op die stage in het Zwitserse Macolin, waar we een wedstrijd in Parijs voorbereidden. Na de training en een kleine stadswandeling vroeg trainer Sinibaldi aan iedereen om 's avonds op de kamer te blijven, maar de spelers wilden duidelijk liever samen een glas gaan drinken. Ik zat rustig in de hall een theetje te drinken toen ik plots de eigenaar van het hotel hoorde roepen: heren, hoe komt toch al dat water op jullie bedden? Enkele tellen later stond Lorenzo beneden: of ze toch niet even op stap mochten? Waarop Puis bovenaan de trap een gitaar ter hand nam en luid begon te zingen. De rest stond direct beneden... Overigens was Puis, ook een Oostendenaar, het maatje van Verbiest, hij zat er helemaal niet mee in zelfs zijn valiezendrager te spelen. Het waren twee totaal verschillende karakters, maar ze schoten prima op. Vreemd hoe triest ze allebei aan hun einde kwamen. Laurent was die hele avond de gangmaker en er werd nogal plezier gemaakt. Ik weet nog hoe op een gegeven moment boven de deur van de kamer van Sinibaldi even openging, maar dan met een klap weer werd dichtgetrokken. Ik waarschuwde de spelers dat niemand de volgende morgen mocht ontbreken: twee per twee naar beneden! Dat is ook zo gebeurd, uiteindelijk heeft de trainer er niks meer van gezegd, op de duur aanvaardde hij ook Laurent zoals die was. Overigens werd 's anderendaags die wedstrijd in Parijs omwille van de slechte staat van het veld afgelast."

Ook in de Europese matchen durfde Verbiest wel eens geintjes uit te halen. Zo waren er in het seizoen '62-'63 de historische ontmoetingen met Real Madrid en Ferenc Puskas, zijn rechtstreekse tegenstander. Steppé: "In de heenmatch raakte de Hongaar geen bal, achteraf zocht hij goedkope excuses in maagklachten. Die zal je binnen twee weken nog meer hebben, voorspelde Verbiest..." En hij kreeg gelijk. Na die historische uitschakeling van de Madrilenen nam Laurent trouwens trots de wedstrijdbal mee naar het banket, zelfs aan tafel hield hij de bal stevig onder zijn arm geklemd. Overigens volgde 's avonds met wereldsterren als Di Stefano en Santamaria nog een fameus feestje in de Brusselse Moulin Rouge, Di Stefano werd er de koning van de tango en de paso doble.

Verbiest: vrolijk en eigenwijs. In het seizoen '65-'66 speelde Sporting in de eerste ronde van de Europabeker tegen Fenerbahce, in Istanbul. Sinibaldi wilde al meteen in Turkije de kwalificatie veilig stellen en opteerde opnieuw voluit voor de aanval, ook de verdedigers moesten mee naar voor. Maar Lorenzo koos zijn eigen tactiek: "Ik blijf achterin, we houden de nul en thuis pakken we die Turken in." "Je zult voetballen zoals ik dat wil," repliceerde Sinibaldi. Maar op het terrein speelde Verbiest zijn eigen spel en bleef het 0-0. En thuis werd het 5-1, precies zoals hij het had voorspeld. Overigens vielen die twee wedstrijden in de zes maanden lange schorsing die Verbiest had opgelopen, maar een journalist had uitgeplozen dat de schorsing niet gold voor Europese wedstrijden. In de volgende ronde wachtte het Ierse Derry City, het zou Verbiests laatste Europese wedstrijd worden. "Omdat hun terrein al te steil naar beneden liep, niet conform de Europese reglementen, hoefden we de heenwedstrijd niet eens te spelen, het werd een 0-3 forfait," vertelt Steppé. "De terugwedstrijd werd een doelpuntenfestival: 9-0. De laatste match van Laurent, hij verongelukte drie weken voor de heenmatch van de kwartfinale tegen Real Madrid. Overigens had Laurent half januari in een match tegen Club Brugge een teen gebroken, hij was in volle voorbereiding op de match tegen de Spanjaarden verplicht het kalm aan te doen."

Kort daarna verongelukte hij, in zijn plaats speelde tegen de Koninklijke de betreurde Julien Kialunda. Bichette, zoals zijn maats hem noemden, een Zaïrees die door Anderlecht was overgenomen van Union Sint-Gillis, was ook een zeer begaafde voetballer, was ook een fantast, was een waardige opvolger. Maar een libero als Laurent zou op Anderlecht uniek blijven.